Uitzicht
Onze buren gaan verhuizen en moeten nu de coniferen, die een ondoordringbare afscheiding vormen tussen hun tuin en die van ons, weg laten halen. De buren hebben ze destijds geplant en er daarna niets meer aan gedaan. Twintig jaar lang groeiden ze onbelemmerd de hemel in.
Zij zijn het eerste wat ik zie als ik ´s morgens de gordijnen open.
Als ik weg ben geweest, geven ze me al vanuit de verte een thuisgevoel. In de tuin zitten we, dankzij hen, beschut tegen harde wind of felle zon. Als het heeft geregend, verspreiden ze een zware, zoete geur. Soms zijn ze bedekt met spinnenwebben, soms met dauw, met rijp, met sneeuw...
Vogeltjes verdwijnen er in, of springen tevoorschijn; in de herfst hele zwermen spreeuwen. Kauwen en eksters wiegelen in de rafelige toppen. Het eksternest (hoe lang al?) is alleen zichtbaar als het stormt. Elk voorjaar wacht ik op de geluidjes van de jonge eksters.
De altijd-groene bomen weg - ik geloofde het pas, toen de wagens van gemeentewerken onze straat binnenreden.
uitzicht op een muur
soms de schaduwen
van vogels