woensdag 24 juni 2015

(kinder)verhaal

Ik kan vliegen

Ik kwam uit een warm, donker ei. Het eerste wat ik zag waren de drie wijdopen snaveltjes van mijn twee broers en zusje. Toen zag ik mijn moeder. Zij stopte eten in de snavel van mijn grootste broer. Gauw deed ik ook mijn bekje open zo ver en zo wijd als ik kon en mijn moeder stopte er een lekker mugje in.
Daarna mochten wij dicht tegen haar aan onder haar vleugels zitten. Wat was het daar warm en zacht! Bijna zo fijn als in het ei.
We woonden in een mooi, rond nest. Het was stevig gevlochten van takjes en gras en veertjes en mos.
Boven het nest zag ik takken met groene blaadjes en stukjes van de lucht, die blauw was of grijs. Ik kon niet over de rand van het nest kijken.
Soms zag ik mijn vader. Hij was mooier van kleur dan mijn moeder.
¨Later word ik nog mooier dan vader,¨ zei mijn dikste broertje. ¨Later vlieg ik nog sneller dan vader,¨ zei mijn andere broer. ¨Later maak ik een nog zachter nest dan dit¨ zei mijn zusje. Maar ik zei niets. Ik hoefde niet te leren vliegen. Ik wilde geen nest leren bouwen. Ik wou dicht tegen het warme lijf van moeder blijven zitten, heel diep onder haar vleugels.
Op een dag kon ik over de rand van het nest kijken. Van schrik duikelde ik bijna naar beneden. Ver, ver onder mij zag ik vreemde wezens, die op twee of vier pootjes liepen. ¨Mensen en andere dieren,¨ zei mijn moeder.  Ik zag stenen en muren en daken, maar nergens een veilig nest. Wel piepkleine grasjes en bloemetjes. Wat woonden wij hoog!
¨Jullie moeten leren vliegen,¨ zeiden vader en moeder op een mooie morgen. ¨Jullie worden te groot voor het nest.¨
Ik trilde van angst. Gelukkig was ik de kleinste en dus het laatst aan de beurt voor vliegles.
Mijn broers en zusje konden al gauw een stukje vliegen. Ik niet. Ik bleef op de rand van het nest staan en durfde niet eens naar beneden te kijken.
Plotseling verloor ik mijn evenwicht. Ik gaf een harde piep en viel van het nest. Ik kneep mijn ogen dicht en vouwde mijn vleugeltjes open, maar ik durfde ze niet te bewegen.
Ik voelde iets hards onder mijn pootjes en bleef gauw zitten. Toen deed ik mijn ogen weer open. Ik was op een dikke tak onderaan de boom terecht gekomen. Heel ver boven mij was ons nestje. Hoe moest ik weer bij mijn moeder komen?
Er klonk een akelig hard geluid en daarna grommen en snuiven. Vlak onder mij liep een vreselijk beest. Hij zag mij en sprong wild tegen de stam op met zijn bek wijdopen. Hij kon gelukkig net niet bij mijn tak komen. Het was vast een hond en die kunnen niet klimmen, had ik geleerd. De hond rende verder en ik riep hard om mijn moeder, maar ze kwam niet.
Alweer kwam er een beest aan op vier poten. Hij maakte geen geluid en liep heel zacht. Hij had grote groene ogen. Ik piepte het uit van schrik, want dit moest een kat zijn. En katten konden goed klimmen en ze loerden op vogels. De kat hoorde mij en dook inelkaar, klaar om de boom in te springen.
Toen hoorde ik de stem van mijn moeder. ¨Vlieg,¨ riep ze, ¨vlieg gauw van de boom weg. In de lucht kan hij je niet pakken!¨
Ik kneep mijn ogen dicht en vouwde mijn vleugeltjes open. Ik haalde mijn pootjes van de tak af. Net op tijd, want daar was de kat al. Ik bewoog mijn vleugeltjes zo snel als ik kon. Toen ik mijn ogen open deed, zag ik gras en bloemen onder mij wegglijden en en overal om me heen was de blauwe lucht. Wat was dat heerlijk! ¨Ik kan vliegen¨, piepte ik.
Hoger en hoger vloog ik, tot boven ons nestje. Daar stonden mijn vader en moeder en broertjes en zusje naar me te kijken, maar ik had geen zin om naar ze toe te gaan. Ik wilde eerst nog een hele tijd vliegen!
¨Later ga ik zelf een nest bouwen voor mijn eigen jonge vogeltjes,¨ dacht ik en ik zwaaide met één vleugeltje naar mijn moeder.





2 opmerkingen:

Cees Pieters zei

Prachtig verhaal, Ria, heel beeldend.
Een thriller met een goede afloop!

Groetjes,
Cees

Ria zei

Dank je wel Cees! Ik schreef dit ongeveer 20 jaar geleden en maakte er linosnedes bij. Ik heb nog 1 zo´n boekje; zal; ik jullie wel laten zien op mijn verjaardag.